Nu de afgelopen weken het regenwater overvloedig over de akkers van Flevoland stroomt, lijkt het groen op de akker te exploderen. Op een nieuwe kavel zoals in Oosterwold profiteren zaden die al in de grond zaten of die zijn komen aanwaaien.
Wij proberen met licht dwingende hand wat sturing te geven aan de beplanting van onze kavel. Dat betekent dat we sommige planten leuker vinden dan anderen. Daarom hebben we uiteraard meer dan 2000 boompjes en struiken geplant, en kilo's zaad gestrooid. Maar al die gewenste plantenkinderen moeten de concurrentie aangaan met andere planten die er uit zichzelf gekomen zijn. En die vooral met dit groeizame weer enorm in aantal en grootte toenemen. Daarom hebben we de afgelopen weken menig uurtje besteed aan onkruid wieden, om dat beladen woord maar te gebruiken. Want wat is onkruid? Welnu, verwacht van mij geen sluitende definitie, maar wel een praktische: als een plantensoort zo in aantal en grootte toeneemt, dat je je boompje of pas gezaaide plantjes niet meer terug vindt, dan noem je die overwoekeraar dus onkruid. Langzaamaan herken ik de meeste soorten wel. En ondanks dat het onkruid wieden soms iets van een gevecht heeft, waardeer ik toch ook de enorme groeikracht en de levenskracht die uit die planten blijkt. Zie hieronder wat plaatjes van onkruiden.
Allereerst de Melde, die verdient eerste vermelding omdat het wellicht de meest voorkomende plant is in de tuin. Op de voet gevolgd door Muur en Perzikkruid. Muur is een typische opportunist, die klein begint, en zolang het droog is een zieltogend bestaan leidt. Gaat het regenen, dan knalt een klein bosje in een nacht uiteen tot een weelderige bos sappige steeltjes en bladeren, die voor het gevoel bijna helemaal uit water bestaan.
Dat Perzikkruid is zo succesvol op de klei, dat het plantje dat normaal een paar decimeter wordt, hier tot bijna een meter kan uitgroeien. Ook zijn er tal van varianten in omloop, met roze en witte bloem-aartjes, langwerpige en meer elipsvormige blaadjes, en met donkere vlek op de bladen of juist helemaal licht groen.
Een andere kandidaat voor de titel meest voorkomende onkruid is het varkensgras. Dat groeit aanvankelijk als kruipende takjes over de grond, maar als het gaat bloeien en als de pollen groter worden, dan richt het zich op en gaat het met onogelijke bloempjes bloeien. Je hebt er wel een loep bij nodig. En wat vervelend is (voor ons) is dat de wortels van het varkensgras zo stevig vastzitten in de grond, dat je je handen bijna bezeert als je het probeert uit te trekken, als dan niet de plant afbreekt en de wortel een tweede leven gaat beginnen.
Een van de eerste bloempjes sinds het voorjaar is de Ereprijs. Die houdt het vervolgens het hele seizoen vol. Maar het is relatief een bescheiden plantje dat niet echt woekert, en als je er aandacht voor hebt, nog best leuke bloempjes heeft.
De Bastaardwederik is een tamelijk onopvallend plantje, met roze bloempjes, als je dicht genoeg bij bent. Er zijn een drietal soorten die best op elkaar lijken: de bleke, de beklierde en de viltige Bastaardwederik. Ik durf niet eens te zeggen welke van de drie deze exemplaren zijn.
De Bijvoet komt eigenlijk nu pas in de tweede helft van juni opzetten. Hier nog een bescheiden plantje, maar hij is aardig op weg naar een meter hoogte. Niet leuk voor de bijvoet, maar wel leuk voor ons, is dat ik deze week honderden rupsen in de Bijvoet vond, die zich inspinnen, en de blaadjes bij elkaar trekken en zo beschut en wel de halve plant kunnen leegeten. Met wat zoeken op internet kwam ik op het fantastische rupsenzoeksysteem van vlindernet.nl terecht. Het zou het wel eens de rups van de Atalantavlinder kunnen zijn, dus hopelijk vliegt die komende maanden overvloedig rond.
Een bijzondere verschijning is de Blaartrekkende Boterbloem. Die ziet er een beetje uit alsof de bloemblaadjes al zijn uitgevallen voordat hij goed en wel is opgegroeid. En als hij eenmaal begint met bloeien komt er een wijd vertakte tros met groene bolletjes naar boven groeien. Gelukkig heb ik van dat blaartrekken niet zoveel gemerkt. Maar ik heb ook niet geprobeerd hem op te eten.
En tsja, deze kan ik niet echt mijn favoriet noemen. De Akkerdistel. Het lijkt alsof hij alleen stekels heeft, maar de Akkerdistel heeft net als de Brandnetel wel degelijk ook netelgif. Niet zo aggressief als de Brandnetel, maar voldoende om gemeen te steken. Zelfs door handschoenen heen. Het valt nog mee maar in de strook langs de bosrand heb ik toch wel meer dan duizend distels uitgetrokken. Als je de distels eerst met je voet plat wrijft, dan prikken ze minder. Als je ze dan zo diep mogelijk bij de steel pakt en langzaam trekt, dan komt er vaak een groot stuk van de penwortel mee. Hoewel je geprikt wordt, geeft het toch wel voldoening als je zo'n penwortel van 20 centimeter hebt buitgemaakt. Die komt niet meer terug denk je dan. En dan draai je je om en zie je er nog honderd... Maar wat de distels betreft ken ik geen pardon. Ik hoop dat ik ze de baas kan als ik ze dit seizoen rigoreus weghaal, en in ieder geval voorkom dat ze in het zaad schieten.
Ik heb overigens geen plaatje van de brandnetel. Die zijn er wel, maar hoofdzakelijk langs de bosrand en langs de Paradijsvogelweg in het gras. En daar maai ik ze zoveel mogelijk weg met de zeis, om te voorkomen dat ze overspringen naar onze kavel. En ook om de paden langs de bosrand en het paardenpad langs de Paradijsvogelweg toegankelijk te houden.
Net als de Erepreis is het Herderstasje een relatief bescheiden plant, hoewel die toch massaal voorkomt op de akker. Tegen de tijd dat de plant in het zaad staat, kan hij toch wel een ruime halve meter hoog worden.
Een andere kandidaat voor onkruidbestrijding is ongetwijfeld het Klein Kruiskruid. Het is een slordig plantje dat met wat onooglijke korfjes bloeit, en dan snel zaadpluizen maakt die je hele land kunnen bezaaien. Hoe eerder deze uit de kavel is hoe beter.
En nu komen we op een groep planten die ik soms moeilijk uit elkaar houd. Dat zijn de kruisbloemigen Herik, Raapzaad en Koolzaad. De Koolzaad heeft iets meer blauwgrijs blad, dus de knop op de foto maakt een kans Koolzaad te zijn. Herik is meer grasgroen. Ze bloeien allemaal weelderig, en zijn dan een feest om te zien. Wel kunnen ze daarmee andere planten overgroeien. Wanneer ze dan in het zaad schieten wordt het ook tijd ze weg te roeien. Misschien om het zaad later langs de kavelgrens weer een tweede kans te geven.
De Kamille is een typische pioniersplant, die houdt van braakliggende grond. Met draaddunne blaadjes komt hij uit de grond. Maar als de plant eenmaal zijn kans heeft schoongezien, kan die wel een meter hoog worden en duizenden bloemen dragen. Met de geweldige geur die we van Kamille kennen. Was alle onkruid maar zo!
Een volgende plant die vanwege zijn overweldigende aanwezigheid een kleine fotoserie mag krijgen is de Melkdistel. Er zijn wellicht een paar verschillende ondersoorten te vinden op onze kavel, zoals de geoorde melkdistel. Wat ze gemeen hebben is een ongelofelijke groeikracht, waarmee ze van een bescheiden rozetje in een paar dagen kunnen uitgroeien tot een imponerende kaars tot bijna twee meter. Die kans geef ik ze zelden en zeker niet om in het zaad te schieten, want dan ben ik volgend seizoen nog bezig, maar een paar mogen er wel bloeien, want zo'n stralende gele bloem is wel heel mooi.
Eigenlijk wel bijzonder dat de gewone Paardenbloem zo weinig te vinden is op onze kavel. Mag wel wat meer, want hij doet het goed in grasland. Komt vanzelf.
Wel ruimschoots vertegenwoordigd is de kleine roze dovenetel.
Ook de Smalbladige en Breedbladige Weegbree zijn te vinden. Het zijn natuurlijk algemeen voorkomende planten en niks bijzonders. Toch heb ik er wel een zwak voor. De simpele bloei aartjes zijn sympathiek, en ze schijnen voor grazers voedzamer te zijn dan gras.
Deze Wolfsmelk is eigenlijk een introducé want de enige exemplaren die nu op onze kavel staan hebben we zelf als verstekeling bij andere planten meegenomen. Sommige Wolfsmelken zijn prachtig, maar deze stelt artistiek weinig voor en kan zich toch gemeen voortplanten, dus ik hou ze in de gaten.
Tenslotte een zuringsoort die nu flink aan het uitgroeien is. Toch heb ik deze soort nog niet goed kunnen thuisbrengen. Hij heeft iets van Waterzuring en van Krulzuring en van Moeraszuring en van Veldzuring, maar het is het allemaal niet niet. Dus als iemand een idee heeft? Ik houd mij aanbevolen.
Update: na overleg met Henk Nijenhuis lijkt het een kluwenzuring te zijn, en wel een ruim bemeten exemplaar.
En wat zullen we van deze gast zeggen: Nee dat is eigenlijk geen onkruid, maar een historische erfenis van de boer: Uien die vorig jaar de oogst ontsnapt zijn, die komen dit jaar eigenlijk alleen nog boven de grond om te bloeien. Ze komen dan als een soort knots naar boven, met vaak een verdikking halverwege de steel. Als ze niet uit zichzelf kapseisen, wat gemakkelijk gaat, dan produceren ze een indrukwekkende bolle bloemtros. Laat nog maar even staan dus.